het verhaal van ir. Hans Peters
over het lot van een azijnzuurbacterie, levend op een ideale
voedingsbodem, onder ideale
omstandigheden en zonder belagers.
Hij bleek zich, na een zekere
treuzelfase, elk kwartier te delen,
met als gevolg een toename in
aantal tot resp. 2, 4, 8, 16, 32, 64
enz. Na een etmaal zouden er
theoretisch al 78,7 x 1027 zijn.
Zover komt het echter niet.
Vóór die tijd stabiliseert zich het
aantal bacteriën op een veel lager
niveau om daarna sterk te dalen.
Een terugkoppelingsmechanisme
is in werking getreden.
Eén van de factoren die voort
gaande groei belemmeren is het
ontstaan van afvalstof; voor de
azijnzuurbacterie is dat de azijn
die ontstaat.
Is er een overeenkomst tussen
de ontwikkeling van de kolonie
bacteriën in de beschreven reincultuur en die van de mensheid?
In tegenstelling tot de bacterie
bezit de mens van oudsher een
belangrijk wapen, dat is zijn
denkvermogen en zijn vermogen
van kennisoverdracht.
Al spoedig moet hij ontdekt heb
ben dat zijn afval in de vorm van
faecaliën en urine in de natuur
weliswaar verteert, maar dat het
opgehoopt in zijn naaste omgeving levensbelemmerend kan
werken. Door zich hiervan te
ontdoen (en ook door zijn voedselaanbod veilig te stellen en zijn
belagers de baas te zijn) verschaft
hij zich als het ware een
reincultuur.
afval, weg ermee!
- Zelfs in de prehistorie is er een
voorbeeld van te vinden. Op het
eiland Mainland van Orkney, ten
noorden van Schotland, bevindt
zich Skara Brac, een in de 19e
eeuw blootgekomen nederzetting
uit de nieuwe steentijd. Zo‘n
5200 jaar geleden maakten
mensen hier een achttal tegen
elkaar gebouwde woningen met
van platte stenen gestapelde
muren, voorzien van niet alleen
een stookplaats, slaapsteden,
meubilair, maar ook met een
ingebouwd toilet. De gids liet ons
zien hoe door een centrale
vertikale koker die toiletgelegen
heden d.m.v. het ingieten van
water konden worden schoongespoeld.
- In het oude testament (Deuteronomium) zijn voorschriften
opgenomen voor de reinheid van
de legerplaats. De lezer vergeve
mij het militaire voorbeeld.
Belangwekkend is dat als religieus
voorschrift werd bevolen voor
het doen van zijn behoefte zich
buiten de legerplaats te begeven,
voorzien van een schopje om
daarmee het gedane in te graven
en te bedekken.
- De Romeinen waren op het
gebied van afvoer van afval heel
ver gevorderd. Beroemd is de
Cloaca Maseima in Rome voor
afvoer van afvalwater en regen
water naar de Tiber.
In 79 na Chr. werd Herculaneum,
het villastadje aan de voet van de
Vesuvius door lava bedolven.
Elk huis bleek later van één of
meer toiletten voorzien te zijn
geweest. Faecaliën en urine werden ingezameld en verkocht.
Huizen met spoeltoiletten waren
aangesloten op de riolering.
- Na de val van het Romeinse
Rijk ontstond een grote terugval
ook op dit gebied. De Middeleeuwen werden gekenmerkt
door slechte hygiënische toestanden, met name in de steden.
Voor Nederland moeten we
denken aan de tijd van 1200 tot
ver in de 19e eeuw.
Nemen we als voorbeeld, voor wat de
19e eeuw betreft, de gemeente in
‘t Gooi waar ik woon en waar mijn
arbeidsveld op het gebied van afvalwaterzuivering en milieubeheer heeft
gelegen.
In 1875 verscheen het boek 'De genees
kundige plaatsbeschrijving van Gooiland'
van de hand van dr. J.F. van Hengel, 38
jaar lang huisarts te Hilversum. Hij
toonde zich daarin niet alleen medicus,
maar ook sociaal-geneeskundige met
open oog voor de omstandigheden
waarin de toen zeer arme autochtone
bevolking moest leven.
Hij beschreef epidemieën, zoals de tyfus,
die zoals hij meende uit miasmata ontstaan, d.w.z. uitwaseming van rottende
stof. Pas in 1880 zou Koch bewijzen dat
een specifieke bacil de oorzaak is.
Van Hengel mocht dat dan nog niet
weten, hij was wel een scherpe
opmerker. Hij maakte in 1857 een
zogenaamde tyfuskaart van Hilversum.
Daarin gaf hij de woningen aan met
tyfuslijken en tyfuspatiënten en tevens de
plaats van geregelde modderpoelen in
het dorp. Tevens bracht hij de
onhygiënische toestand in en rond de
kleine woningen te berde.
In de loop van de 19e eeuw had de
industrialisatie in het arme dorp op de
hei grotere vormen aangenomen.
Weverijen ontstonden, aanvankelijk als
huisindustrie, maar al spoedig in de fabrieken van ondernemers die hier een
lage lonen gebied aantroffen.
Een arbeider kon van zijn loon en dat
van zijn kinderen alleen niet leven.
Daarom moest hij er ook een aardappelland op na houden. Dit vereiste mest.
Op de kleine erven was daarom in het
dorp overal een mestvaalt te vinden
waarop de inhoud van beerton, mest van
de geit, enz. gestort werd, vaak dicht bij
de (grond)waterpomp.
Van Hengel pleitte bij het gemeentebestuur voor het brengen van al de mest naar één grote vaalt buiten het dorp. Het stuitte echter op (teveel) verzet van hen voor wie de maatregel was bedoeld. Een oplossing zou er pas komen bij de komst van leidingwater en, in 1874, bij de afvoer via een open goten systeem van het afvalwater naar een kom op de heide. Afval, weg ermee! Voor de volksgezondheid goed. Ook goed voor het milieu?
Koos de Beus
(Wordt vervolgd)
Naar: Inhoudsopgave archief of Inhoudsopgave 't Kan Anders
Last Updated 17 januari 2000