hoofdmenu

Mens en Milieu II

Uit het verleden kwam het heden, uit het nu wat komen gaat. Dit gezegde veronderstelt een continuïteit in het gebeuren. Is dat waar, en zo ja geldt het dan ook voor de manier waarop de mens met zijn milieu omgaat? Weten doen we het niet, maar desondanks is het interessant te kijken of er een rode draad te ontdekken valt. In ‘t Kan Anders no. 5 (1999) begonnen we met een bescheiden poging hiertoe. Ditmaal een vervolg.

het verhaal van ir. Hans Peters over het lot van een azijnzuurbacterie, levend op een ideale voedingsbodem, onder ideale omstandigheden en zonder belagers.
Hij bleek zich, na een zekere treuzelfase, elk kwartier te delen, met als gevolg een toename in aantal tot resp. 2, 4, 8, 16, 32, 64 enz. Na een etmaal zouden er theoretisch al 78,7 x 1027 zijn. Zover komt het echter niet. Vóór die tijd stabiliseert zich het aantal bacteriën op een veel lager niveau om daarna sterk te dalen. Een terugkoppelingsmechanisme is in werking getreden.
Eén van de factoren die voort gaande groei belemmeren is het ontstaan van afvalstof; voor de azijnzuurbacterie is dat de azijn die ontstaat.
Is er een overeenkomst tussen de ontwikkeling van de kolonie bacteriën in de beschreven reincultuur en die van de mensheid? In tegenstelling tot de bacterie bezit de mens van oudsher een belangrijk wapen, dat is zijn denkvermogen en zijn vermogen van kennisoverdracht.
Al spoedig moet hij ontdekt heb ben dat zijn afval in de vorm van faecaliën en urine in de natuur weliswaar verteert, maar dat het opgehoopt in zijn naaste omgeving levensbelemmerend kan werken. Door zich hiervan te ontdoen (en ook door zijn voedselaanbod veilig te stellen en zijn belagers de baas te zijn) verschaft hij zich als het ware een reincultuur.

afval, weg ermee!

- Zelfs in de prehistorie is er een voorbeeld van te vinden. Op het eiland Mainland van Orkney, ten noorden van Schotland, bevindt zich Skara Brac, een in de 19e eeuw blootgekomen nederzetting uit de nieuwe steentijd. Zo‘n 5200 jaar geleden maakten mensen hier een achttal tegen elkaar gebouwde woningen met van platte stenen gestapelde muren, voorzien van niet alleen een stookplaats, slaapsteden, meubilair, maar ook met een ingebouwd toilet. De gids liet ons zien hoe door een centrale vertikale koker die toiletgelegen heden d.m.v. het ingieten van water konden worden schoongespoeld.
- In het oude testament (Deuteronomium) zijn voorschriften opgenomen voor de reinheid van de legerplaats. De lezer vergeve mij het militaire voorbeeld. Belangwekkend is dat als religieus voorschrift werd bevolen voor het doen van zijn behoefte zich buiten de legerplaats te begeven, voorzien van een schopje om daarmee het gedane in te graven en te bedekken.
- De Romeinen waren op het gebied van afvoer van afval heel ver gevorderd. Beroemd is de Cloaca Maseima in Rome voor afvoer van afvalwater en regen water naar de Tiber.
In 79 na Chr. werd Herculaneum, het villastadje aan de voet van de Vesuvius door lava bedolven. Elk huis bleek later van één of meer toiletten voorzien te zijn geweest. Faecaliën en urine werden ingezameld en verkocht. Huizen met spoeltoiletten waren aangesloten op de riolering.
- Na de val van het Romeinse Rijk ontstond een grote terugval ook op dit gebied. De Middeleeuwen werden gekenmerkt door slechte hygiënische toestanden, met name in de steden. Voor Nederland moeten we denken aan de tijd van 1200 tot ver in de 19e eeuw.
Nemen we als voorbeeld, voor wat de 19e eeuw betreft, de gemeente in ‘t Gooi waar ik woon en waar mijn arbeidsveld op het gebied van afvalwaterzuivering en milieubeheer heeft gelegen.
In 1875 verscheen het boek 'De genees kundige plaatsbeschrijving van Gooiland' van de hand van dr. J.F. van Hengel, 38 jaar lang huisarts te Hilversum. Hij toonde zich daarin niet alleen medicus, maar ook sociaal-geneeskundige met open oog voor de omstandigheden waarin de toen zeer arme autochtone bevolking moest leven.
Hij beschreef epidemieën, zoals de tyfus, die zoals hij meende uit miasmata ontstaan, d.w.z. uitwaseming van rottende stof. Pas in 1880 zou Koch bewijzen dat een specifieke bacil de oorzaak is. Van Hengel mocht dat dan nog niet weten, hij was wel een scherpe opmerker. Hij maakte in 1857 een zogenaamde tyfuskaart van Hilversum. Daarin gaf hij de woningen aan met tyfuslijken en tyfuspatiënten en tevens de plaats van geregelde modderpoelen in het dorp. Tevens bracht hij de onhygiënische toestand in en rond de kleine woningen te berde.

In de loop van de 19e eeuw had de industrialisatie in het arme dorp op de hei grotere vormen aangenomen. Weverijen ontstonden, aanvankelijk als huisindustrie, maar al spoedig in de fabrieken van ondernemers die hier een lage lonen gebied aantroffen.
Een arbeider kon van zijn loon en dat van zijn kinderen alleen niet leven. Daarom moest hij er ook een aardappelland op na houden. Dit vereiste mest. Op de kleine erven was daarom in het dorp overal een mestvaalt te vinden waarop de inhoud van beerton, mest van de geit, enz. gestort werd, vaak dicht bij de (grond)waterpomp.

Van Hengel pleitte bij het gemeentebestuur voor het brengen van al de mest naar één grote vaalt buiten het dorp. Het stuitte echter op (teveel) verzet van hen voor wie de maatregel was bedoeld. Een oplossing zou er pas komen bij de komst van leidingwater en, in 1874, bij de afvoer via een open goten systeem van het afvalwater naar een kom op de heide. Afval, weg ermee! Voor de volksgezondheid goed. Ook goed voor het milieu?

Koos de Beus

(Wordt vervolgd)

Naar: Inhoudsopgave archief of Inhoudsopgave 't Kan Anders


Last Updated 17 januari 2000