Mens en Milieu

milieu in vogelvlucht (IV)

Onder deze kop verschenen in ’t Kan Anders Plus reeds eerder artikelen. Zie hiervoor de nummers 5 uit ’99, benevens 1 en 3 van dit jaar. We wilden eens nagaan hoe de mens in de loop der geschiedenis met het milieu is omgesprongen. Een heel bescheiden aanzet voor wat we milieugeschiedenis zouden kunnen noemen.

de mens als onderdeel van leven op aarde

In zowel denkvermogen als ook in het vermogen van kennisoverdracht heeft de mens, in het geheel van de evolutie, zich onderscheiden van de overige vormen van leven. Dat neemt niet weg, dat hij wel te maken had en heeft met de wetmatigheden in hetgeen hem omgeeft. In Nederland noemen we dat milieu, te onderscheiden in resp. Het a-biotisch milieu, d.w.z. de hoedanigheid en samenstelling van water, bodem en lucht, en het biotisch milieu. Het laatste is het geheel van wat leeft, bloeit en groeit. Het milieu wordt gekenmerkt door kringloopprocessen, waarbij die van de koolstof als volgt heel in ’t kort kan worden weergegeven.
Plantaardige organismen gebruiken koolzuur (CO2) om met water (H2O) allerlei organische stoffen te maken. Daarbij komt zuurstof (O2) vrij. Het zonlicht levert de in deze benodigde energie.
De dierlijke organismen, waaronder de mens, ontlenen direct of indirect aan de plantaardige stoffen hun energie en lichaamsopbouw. Om de kringloop gesloten te houden wordt alles wat gestorven is, en ook afval in de vorm van uitscheidingsproducten, door allerlei (micro)organismen afgebroken tot weer CO2 en H2O een proces waarbij zuurstof wordt verbruikt.

afval, weg ermee

Gedurende meer dan 99% van het bestaan van mensensoorten op aarde ging dit niet gepaard met milieuproblemen.
De mens was verzamelaar, en/of jager, leefde gering in aantal en in kleine groepjes. Zijn afval, voedselresten, uitscheidingsproducten, verteerde in bodem en water, net zoals dat van de dieren.
De problemen kwamen pas toen de mens zich ging vestigen, landbouw en veeteelt ging bedrijven en nog veel later industrie tot ontwikkeling kwam.
Hij leerde dat ophoping van afval in naaste leefomgeving gezondsheidsbedreigend is, zeker ook als daarbij kortsluiting ontstaat met de drinkwatervoorziening. De oplossing: afvoeren! Dat kon zijn naar ‘de hei’, of naar een beek, plas, rivier en zelfs de zee. In ’t Kan Anders no. 3 is dit beschreven.

afval, weg ermee! Ook naar de lucht

Luchtverontreiniging, voorzover niet van natuurlijke oorsprong, ontstond toen de mens vuur ging gebruiken.
De Spaanse filosoof Ortega Y Gasset veronderstelt dat de mens rook niet altijd onprettig heeft gevonden, dat de prehistorische mens in grotten ook vuur maakte om zich door rook en overdadige warmte tot zweten te doen brengen, tot in trance raken van bijna-bedwelming. Als genotmiddel dus.
In het gewone leven voerde de pre-historische mens rook echter zo snel mogelijk af uit zijn verblijfsruimte, getuige de 5000 jaar oude nederzetting van Skare Brae op Orkney, de eilandengroep ten noorden van Schotland. Het rookgat bevond zich hier hoog en recht boven de vuurstookplaats.
Een milieuprobleem van meer dan plaatselijke en tijdelijke aard leverde het niet op. Er werd hout verbrand dat ter plekke groeide. De lucht regende weer schoon terwijl de CO2 balans in evenwicht bleef.
Dat veranderde toen de mens fossiele brandstof ging gebruiken.

In de 12e eeuw ging de Belgische smid Houillos, bij houtgebrek, op advies van een alchemist over op het verbranden van stenen uit de naburige heuvels.
Toen in de loop der tijd steenkool gemeengoed werd bij huisverwarming, tractie en de snel opgekomen industrie in de 19e eeuw is de luchtverontreiniging ernstige vormen gaan aannemen.

smog

Smog is een samenstelling van smoke (=rook) en Fog (=mist). Londen was enorm berucht. In 1952 vonden hierdoor 4000 mensen de dood. Bij een langdurige mistperiode rond Sinterklaas in 1962 was de extra sterfte veel minder. Dit als gevolg van de Clean­air act van 1956, welke het stoken van de vetkolen verbood en tevens eisen stelde aan de stookinrichtingen in de woningen.

industrie

In de vijftiger en zestiger jaren van de 20e eeuw bereikte in Nederland de luchtverontreiniging door allerlei fabrieken, centrales een hoogtepunt. Niet alleen de verbrandingsproducten, maar ook allerlei afvalgassen en stankstoffen zochten hun uitweg naar de buitenlucht.
In Delft bijvoorbeeld kon men dagelijks de geuren van de gistfabriek, van Calvé en van de lijmfabriek opsnuiven. Daar kwam bij ZO-wind dan nog eens die van de raffinaderijen uit Pernis overheen.
Pernis overigens zocht een oplossing door een 213 m. hoge schoorsteen. Schoorstenen sparen de buren. Elders komt het echter tot verontreinigde neerslag. Zweden klaagde over verzuring van de meren tengevolge van afvalgassen van elders.
Het gebruik van aardgas sinds ca. 1963 heeft grote verbetering te zien gegeven.

verkeer

Wegens plaatsgebrek volsta ik met een paar historische statistische gegevens, die u vindt in de bijgaande tabellen.

Koos de Beus

Luchtverontreiniging in Nederland in 1980 (x1000 ton/jaar)
koolmonoxyde koolw. stof stikstofoxyden stof
verkeer 971 161 283 4,5
totaal 1350 293 496 64,5
Uit: Indicatief Meerjarenprogramma ’84-’88

Autodichtheden per km2
Nederland 128
België 84
Duitsland 72
Groot Brittannië 59
Japan 47
Frankrijk 28
Verenigde Staten 12
Uit: Zorgen voor Morgen

hoofdmenu    inhoudsopgave    archief    over 'tKA   

Updated: 20 december 2000