Het Duivelspact van de vredessoldaat

pacifisme, anti-militarisme en humanitaire interventie

Open brief aan Clemens Raming, schrijver van de in december 2000 verschenen bundel 'Het duivelspact van de vredessoldaat' (1).
(Een korte boekbespreking verscheen in het vorige nummer van 't Kan Anders.)

Beste Clemens,

Hoewel we elkaar nooit ontmoet hebben, ben ik toch maar zo vrij met deze persoonlijk getinte aanhef te beginnen. De geest die uit de bundel brieven spreekt, doet me vermoeden dat je hier geen bezwaar tegen zal hebben.

Aan 't Kan Anders Vredeskoerier vroeg je om commentaar en dan wel speciaal van Hans Wiebenga. Dat is te begrijpen gezien de staat van dienst van Hans in de wereld van het pacifistisch gedachtengoed en in die van de praktische politiek. Helaas heeft hij ten gevolge van gezondheidsperikelen hier vooralsnog vanaf moeten zien. Op zijn verzoek heb ik het van hem overgenomen.

Over de oorlog

In je brief van 8 juni 1999 stond heel beeldend de volgende jeugdervaring: 'Ik was zestien en gek op de oorlog toen Hiroshima werd weggevaagd. Zes jaar lang had ik dagelijks de krijgsverrichtingen gevolgd, waar die zich ook afspeelden en er zelf nog een paar bij verzonnen.' Je vertelde verder dat je liefde voor de geallieerde strijd zo af en toe wel een opdoffer kreeg bij het horen van de gevolgen van massabombardementen, maar de grote ommekeer kwam in 1945. De atoombom, zoals je schreef, kreeg je niet verstouwd. Toen besefte je dat dit 'geen oorlogvoeren' meer was. Dit was een misdaad, een misdaad waarover nog gezwegen werd ook. Het maakte je bang, bang voor een pikzwarte toekomst. Ook nu heb je het gevoel in een afgrond te kijken bij het schijnbaar of blijkbaar zo ingebakken zijn van oorlogvoeren. Als generatiegenoot heb ik ook zo mijn ervaring uit die tijd. Bij mij thuis heerste de opvatting dat oorlogvoeren slecht was, en dat ging er bij mij in als Gods woord in een ouderling. We lazen 'Het Volk'. De kop en de foto uit 1938 van het binnentrekken van de Duitse legers in Oostenrijk staan mij nog voor de geest. Het verontrustte me, net als de radioberichten op die prachtige zondag van 1 september 1939 toen Polen werd binnengevallen. De overval van 10 mei 1940, weer zo'n prachtige dag met heldere hemel, ervoer ik als 'heel gemeen'.
De oproep voor militaire keuring in 1946 heb ik terug laten brengen, met de mededeling dat ik hieraan geen gevolg kon geven. Geen moment van twijfel. Merkwaardigerwijs heeft de atoombom van augustus 1945 geen bijzondere indruk op mij gemaakt. Ik zag het gewoon in het verlengde van alles wat oorlog is. Dat veranderde in de vijftiger jaren toen de ene zware atoombomproef na de andere de radioactiviteit in de lucht deed toenemen. Toen werd ook mij duidelijk dat we niet alleen bezig waren levens in de waagschaal te stellen, maar ook het leven zelf!

In de politiek had ik geen vertrouwen gezien 'Indië' en gezien het 'koude oorlogsdenken', compleet met atoombom. En toen werd de PSP opgericht. De P van pacifisme stond erin. Dit viel niet meer te loochenen! Waarom deze wat persoonlijk getinte ervaringen? Ach, het kan niet ontkend worden dat primaire gevoelens uit onze jeugd een rol spelen bij het doordenken van de problematiek.

Over humanitaire interventie -1-

De bundel bevat een gesprek uit juni 1999 dat je had, op straat, met iemand van de Grünen, tegen wie je opmerkte dat je het zo jammer vond dat zijn partij zo 'Kriegsfähig' geworden was. Zijn antwoord: 'Ik ben pacifist en dienstweigeraar, maar kun je werkeloos blijven toezien als er mensen worden afgeslacht?' Jouw weerwoord was: 'Ik ben geen pacifist, maar volgens mij kun je beter geen geweld gebruiken als je alle kans loopt daardoor nog verder van huis te raken.' Aldus in een notedop het probleem ten voeten uit.

In de brief van 26 september 1994 aan Mient Jan Faber valt te lezen: 'Als je concreet te maken krijgt met feiten als massamoord en etnische zuiveringen moet je wel als een pilaar in je pacifistische schoenen staan om iedere gedachte aan een gewapende tegenactie bij voorbaat te verwerpen.' Jij doet dat dan ook niet, je gaat erover in discussie. De schoenen die je daarbij draagt zijn niet van pacifistische, maar van antimilitaristische snit. Wat dat inhoudt vinden we in een brief van 15 juni 2000 die gaat over de toekomst van het militarisme. Je schrijft: 'Onder militarisme versta ik het zweren bij de rol van militaire kracht in de internationale politiek. Soldaten en tanks zijn voor mij dus niet meteen militaristische verschijnselen.' Al analyserend en redenerend, verwijzend naar toen recente voorbeelden kwam je al wikkend en wegend steeds weer tot (te) grote twijfel ten aanzien van de einduitkomst. Je haalt ook Hans Alles aan die in 'Welzijnsimperialisme' (1993) schreef: 'Op korte termijn zijn de gevolgen vaak niet te overzien en blijkt er altijd sprake van onbedoelde kettingreacties.'

'Safe Havens'

In je brief verweet je Mient Jan Faber niet dat hij opriep tot humanitaire interventie. Een ieder maakt nu eenmaal zijn eigen afweging. Wat je hem wel verwijt, en impliciet het IKV, is dat ze zich bij hun afweging associëren met de officiële politiek, zij het dan met de stroming erin die het kleinste kwaad vertegenwoordigt. Naar jouw idee zouden ze er beter aan doen om in plaats van allerlei standpunten en voorstellen te propageren, het bewustzijn van mensen te verhogen over hoe een toestand in elkaar zit en wat deze van hen vraagt. Zelf zou ik daar nog iets aan toe willen voegen. Met alle waardering voor zijn inzet in de kruisrakettenstrijd is Mient Jan Faber in Joegoslavië bepaald te ver gegaan met het pleiten voor militaire oplossingen als 'Safe Havens' en inzet van grondtroepen. Ook militair zijn is een vak. Als niet-vakman loop je een grotere kans op brokken maken. Ook voor vredesactivisten, al of niet antimilitaristisch of pacifistisch, is het goed zich bij de leest te houden.
Heel interessant is het waar je filosofeert over een mogelijk staand VN-leger dat in een situatie als in Ruanda à la minute zou kunnen ingrijpen. Als niet-pacifist zou je hier wel voor kunnen zijn, maar als antimilitarist is er de twijfel. Waar moet je het vertrouwen in een fatsoenlijk beheer van zo'n interventiemacht vandaan halen? Zal het in de huidige constellatie niet gaan fungeren als politie van de rijken?

Over humanitaire interventie -2-

Als we nu vanuit een pacifistische gedachtengang de problematiek benaderen, komen we dan tot heel andere conclusies dan vanuit een antimilitaristische? Eerst iets over het begrip humanitaire interventie. Humaan? De gebruikte middelen zijn het bepaald niet. Chinezen uit Belgrado kunnen erover meepraten. Is het niet beter gewoon te spreken over interventie en daarbij onderscheid te maken tussen gewelddadige en niet-gewelddadige? Interventie is natuurlijk in veel gevallen geboden. Ook voor pacifisten, maar dan wel de niet-gewelddadige vorm ervan. Dat kan zijn verbaal, via de media, de diplomatie, door hulp bij geweldloze conflictoplossing en, als de grote gekte toch plaatsvindt, om een woord van de historicus Leo van Bergen te gebruiken, door slachtofferhulp zonder onderscheid. Verder kan een pacifist niet gaan; de arme man of vrouw kan gewoon niet anders. Hij/zij heeft niet alleen enorme twijfels over de einduitkomst bij militair ingrijpen. Er doen zich ook dilemma's voor. Naast het politiek pacifisme bestaat er ook nog zoiets als een al of niet religieus gefundeerde overtuiging: 'Gij zult niet doden'. Maar... als door te doden, meer doden zouden kunnen worden voorkomen? De kwestie van het kleinste kwaad. Tja, kan je met modder schoonwassen? Bovendien, is het kleinste kwaad beheersbaar?

Je voelt het, ik kom weer op het terrein van het politiek pacifisme, waarvan de vertegenwoordigers vinden: 'geen man en geen cent voor het leger', om die oude tekst nog maar eens te gebruiken. Met goed fatsoen kan je dan ook geen beroep meer doen op inzet van militairen met wapentuig. Zal een pacifist dan altijd tegen een zekere gewelddadige oplossing zijn? Ja en Nee. Het nee is daarbij een Neen, Tenzij. Het tenzij slaat dan op de vooralsnog theoretische situatie dat er geen soldaten in het spel zijn, maar politiemensen. Mensen die getraind zijn in het zo geweldloos mogelijk oplossen van conflicten. Eventueel geweldsgebruik zal sparend moeten zijn, terwijl er persoonlijke verantwoording voor moet worden afgelegd, kortom zoals van een politie in een democratische rechtsstaat kan worden verlangd. Het optreden zal bovendien zonder aanzien des volks moeten zijn.
Zolang de wereld als geheel zover niet is, rest de pacifist niets anders dan een geweldloze, vredesbevorderende benadering. Belangrijk daarbij is om steeds het alom tegenwoordige geloof in militaire oplossingen ter discussie te stellen. Pacifisten doen er goed aan daarbij de politieke realiteit voor ogen te houden. Anders dreigt het gevaar van afgedaan te worden als getuigenispolitiek, terwijl er in werkelijkheid sprake is van een lange-termijn-politiek. Daarin past het steeds weer laten zien dat de mensheid met het zwaard van Damocles boven het hoofd, in de vorm van atoomwapens, moèt gaan in de richting van vrede en in de richting van harmonisch samengaan met de overige natuur, maar dat is weer een ander hoofdstuk uit hetzelfde boek.

Het is mij opgevallen, je bundel lezend, dat waar de pacifist tegenover gewelddadige interventie een houding heeft van Neen, Tenzij, jij als antimilitarist zegt: Ja, Mits. De bundel bevat zoveel lezenswaardige en waardevolle beschouwingen over de voorwaarden, het mits dus, dat de muur tussen het Ja, Mits van de antimilitarist en het Neen, Tenzij van de pacifist wel heel dun blijkt.

Is de situatie somber, soms zou je het denken, er zijn echter ook lichtpuntjes (2). Zelf schreef je: 'De oorlog heeft zijn glans verloren.' Wiebenga attendeerde erop dat al lang niet meer wordt gesproken over een 'frische fröhliche Krieg' om vervolgens op te merken dat slavernij lange tijd ook normaal is gevonden en later toch afgeschaft. Moge het oorlogvoeren volgen!

Koos de Beus

1) Een uitgave van AMOK Nijmegen. Te bestellen door ƒ 15 over te maken op postbankrekeningnummer 1887457 t.n.v. AMOK Nijmegen.

2) In een NRC-artikel over de contacten van mr. Van der Stoel met de familie Zorreguieta stond, zo tussen neus en lippen door, dat hij tussentijds naar New York moest voor fondswerving voor stichting van een Albanese universiteit in Macedonië. Prachtig initiatief om de spanning bij de zich achtergesteld voelende Albanese gemeenschap te doen verminderen!

Reactie van Clemens Raming op deze brief.

hoofdmenu    inhoudsopgave    archief    over 'tKA   

Updated: 29 oktober 2001