Vergelding is geen verdedigingDit zegt het recht er over |
2001 nr. 7
hoofdmenu
inhoudsopgavearchiefover 'tKAuw reactie |
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) heeft in resolutie 1368 van 12 september 2001 alle vormen van internationaal terrorisme opnieuw als een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid bestempeld. Dit naar aanleiding van de afschuwelijke terroristische aanvallen tegen de Verenigde Staten die de dag daarvoor plaatsvonden. Resolutie 1368 betekent echter niet dat het de Verenigde Staten vrij zou staan om op welke manier dan ook te reageren op dit terrorisme. Geen vrijbrief
Maar zelfs indien terroristische aanvallen als een gewapende aanval zouden worden aangemerkt, dan nog zou dit geen vrijbrief inhouden voor de getroffen staat om militair op te treden tegen doelen op het grondgebied van andere staten. Het recht van zelfverdediging gaat immers niet verder dan het afslaan van een gewapende aanval en het ongedaan maken van door de vijand verkregen terreinwinst. Heeft bijvoorbeeld de aanvaller zijn troepen al teruggetrokken of is hij al gestopt met zijn gewapende acties vanaf het eigen grondgebied (zoals artilleriebeschietingen of luchtbombardementen), dan biedt het Handvest van de VN geen enkele rechtvaardiging voor het gebruik van militair geweld door de aangevallen staat. Voor vergelding van reeds beëindigde gewapende aanvallen, bestaat geen volkenrechtelijke rechtvaardiging. Hoe afschuwelijk de terroristische aanvallen van 11 september ook waren, zij vormen dus geen rechtvaardiging voor militaire vergeldingsacties waartoe de Verenigde Staten thans eenzijdig zouden besluiten. Vergelding is geen verdediging.
Dit laatste wordt niet anders doordat de NAVO de terroristische aanvallen onder de reikwijdte van artikel 5 van het NAVO-verdrag heeft gebracht. Het NAVO-verdrag zet het Handvest van de VN namelijk niet opzij, kan dat ook niet. De Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de VN hebben zich overigens reeds herhaaldelijk uitgesproken over de bestrijding van terrorisme. In geen van de resoluties daarover worden staten gemachtigd om geweld te gebruiken tegen staten die het terrorisme steunen. Zo worden in resolutie 49/60 van de Algemene Vergadering (aanvaard op 9 december 1994) de staten opgeroepen om effectieve en daadkrachtige maatregelen te nemen tegen het terrorisme, 'in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van internationaal recht'. Dit laatste houdt in dat staten maatregelen dienen te nemen die op het eigen grondgebied kunnen worden uitgevoerd. Voor het overige moeten zij samenwerken en heeft de VN een coördinerende rol. Dit blijkt tevens uit resolutie 1269 van de Veiligheidsraad (19 oktober 1999).
Ook heeft de Veiligheidsraad zich al uitgesproken over de steun die het Afghaanse Taliban-bewind geeft aan terrorisme. In resolutie 1333 (19 december 2000) heeft de Taliban tot 19 januari 2002 de tijd gekregen om te voldoen aan de internationale verplichtingen; de steun aan terroristische groepen moet worden beëindigd en Bin Laden uitgeleverd. Uitdrukkelijk is aangegeven dat de Veiligheidsraad na 19 januari 2002 zal bezien of de Taliban aan die verplichtingen hebben voldaan en dat de Veiligheidsraad zo nodig nadere besluiten zal nemen. In resolutie 1368 heeft de Veiligheidsraad deze termijn niet verkort. Het is dan ook de vraag of het ultimatum van de Verenigde Staten aan de Taliban, om Bin Laden eerder uit te leveren, rechtmatig is. |
|
hoofdmenu
inhoudsopgave
archief
over 'tKA
Laatst gewijzigd: 13 oktober 2001 |