Grenzen aan 'maakbaarheid'

Is Irak een dreiging voor de wereld en zo ja, moeten de VS daar dan militair gaan ingrijpen? Dat was de vraag die onlangs aan de orde was in een zaal van de Tweede Kamer, tijdens een besloten 'expertmeeting', die ik bijwoonde. Het is goed zo'n gedachtenwisseling niet uit te stellen tot Amerika metterdaad overgaat tot de aanval, ook gezien de verborgen agenda's die (kunnen) meespelen.

Een officieel argument is de mogelijke inzet van biologische wapens door Irak. Maar een tweede, meer informele reden, is het regime aldaar ten val te brengen. Wat het eerste betreft zouden de VS zich kunnen beroepen op Veiligheidsraad-resolutie 687, dus die ten behoeve van de Golfoorlog (1991). Het probleem is hoe te bewijzen, dat Irak zulke wapens zal gaan inzetten. Dat lijkt gemakkelijk, als het gaat om de politieke wil van het regime voor een eventuele inzet, maar uiterst moeilijk inzake de aanwezigheid of liever het potentieel van die wapens. Oude voorraden is niet het punt. Het gaat om de capaciteit nieuwe te maken. Die is er in principe, maar de productie ligt al jaren stil. En ook het continue testen, een voorwaarde voor het gebruik der wapens, vindt niet plaats. De Amerikanen weten dit, want ze zouden via satellietfoto's de productieplaatsen meteen ontdekken en met precisiebommen uitschakelen. De capaciteit om biologische wapens te maken vormt bij zo'n regime op zich een potentiële bedreiging, maar is kortom geen reden voor een riskante grondoorlog tegen Irak.

Het informele argument mist elke volkenrechtenlijke basis. Ook in resolutie 687 wordt niet gerept over het bewind. Logisch, want dan zijn er heel wat meer regimes, die zouden kunnen worden aangepakt. Toch gooit dit argument hoge ogen. Bij 'rechtse' Amerikanen om alsnog het tijdens de Golfoorlog door Bush sr. 'halverwege gestopte' werk te kunnen afmaken en voor 'linkse' Europeanen om via Amerikaans geweld in Irak democratie te kunnen brengen. Het doel zou de middelen heiligen. Het zal net als bij de bombardementen op Kosovo een splitsing bij links en de vredesbeweging veroorzaken. Mient Jan Faber ziet zo al een vrij Koerdistan in Noord-Irak. Het is de valkuil van zozeer in de greep van het maakbaarheidsdenken te zijn, dat men niet inziet, dat grootschalig militair ingrijpen een dynamiek in gang zet met niet te voorspellen gevolgen. De bekende Britse generaal Rose zei eens, dat na de 'overwinning' de moeilijkheden pas beginnen. Vroegere militaire interventies geven ook aan, dat die het conflict meestal doen escaleren en dat de uitkomst altijd anders loopt dan men dacht.

Maakbaarheid 'by all means' stemt steeds minder tot optimisme. Dat zou wel eens vooral kunnen gelden voor militair ingrijpen in een 'heetgebakerde' regio als het Midden-Oosten, waardoor destabilisatie daar en een grote tol aan mensenlevens onvermijdelijk zijn en ook prille democratiseringstendenzen in buurlanden als Iran worden teruggedraaid. Ook zullen de Amerikanen als (tijdelijke) bezetter in Irak met stadsguerilla te maken krijgen. Spelen met vuur dus. In vergelijking hiermee lijkt Clintons Irakbeleid van indammen, hoe weinig fraai ook zijn bombardementen waren, een minder kwaad.

Maakbaarheidsdenken stuit op grenzen.

Hans Feddema

hoofdmenu    inhoudsopgave    archief    over 'tKA   

Laatst gewijzigd: 13 juni 2002